Hij werd in Venlo geboren als oudste zoon van een grote aannemer.
Al in zijn jeugd toonde hij grote belangstelling voor de diverse exacte
wetenschappen zoals wis- en natuurkunde. Sterrenkunde boeide
hem toch wel het meest. Maar zoals in die tijd gewoon was zou hij
later de zaak van zijn vader over gaan nemen en was een exacte
opleiding niet aan de orde. Omstreeks 1938 bouwde hij als
twintigjarige zijn eerste kijker. Het was een eenvoudige lenzenkijker,
waarvan het 5 cm objectiefje via zijn oudere zus afkomstig was van
een bekende optische fabriek in Venlo: Nedinsco. Indertijd een
geheime optische fabriek van Zeiss, die gecamoufleerd was als
chocoladefabriek!. Van een koperslager had hij een messing buis
gekregen en zo deed hij waarnemingen aan maan en planeten.
Helaas brak in 1940 de oorlog uit. Om aan de klauwen van de
bezetter te ontkomen dook hij onder. Toen het gezin kort voor de
bevrijding moest evacueren verstopte hij zijn telescoop in de ruimte
tussen de vloer en de eerste trede van de trap in de vestibule van
huize Delsing. Echter, de bezetter, die een neus had voor alles wat koper bevatte, vond het toch en
het instrumentje verdween in de smeltkroezen van de Duitse oorlogsindustrie.
Gedurende de na-oorlogse jaren had hij geen tijd voor kijkerbouw. Zijn vader was in de nadagen van
de oorlog door oorlogsgeweld om het leven gekomen en hij had als 26-jarige plotseling en veel
eerder dan de bedoeling was de verantwoordelijkheid voor de zaak. Kort na de oorlog stichtte hij een
gezin. Nadat in het jonge gezin het tweede kind geboren was, werd zijn vrouw ernstig ziek en moest
ze drie jaar lang in een sanatorium ver van huis verblijven. Het was toen en de tijd erna roeien met de
riemen die je had. Die tijd was in alle opzichten zwaar, het moeizame reizen naar het sanatorium, de
kinderen die op dat moment opgevoed moesten worden, de leiding van het bedrijf, er was een gebrek
aan alles, dus ook aan materiaal om sterrenkijkers te bouwen, al was dat toen het minst belangrijke.
De grote 25 cm
Newtontelescoop op de
tentoonstelling "Mens in het
Heelal" in april 1966 met zijn
bouwer, zijn echtgenote en
hun oudste dochter, en sinds
1972 de echtgenote van
voorzitter Hay Rutten!
Eind jaren vijftig pakte Jean
zijn grote liefhebberij weer op en bouwde hij enige kleine instrumenten. In de periode 1964-1965
bouwde hij een voor die tijd kolossaal instrument: een Newton-telescoop met een spiegediameter van
25 cm met een brandpuntsafstand van 2 meter. Dat trok anderen aan die ook in sterrenkunde
geïnteresseerd waren of zelfs studeerden, zoals Chriet Titulaer en Ton Smit uit respectievelijk Hout-
Blerick en Venlo. Zodoende stond hij op 18 april 1965 aan de bakermat van de oprichting van onze
vereniging, die in oktober van datzelfde jaar officieel een afdeling van de Nederlandse Vereniging van
Weer- en Sterrenkunde werd. Tijdens de grote expositie "Mens in het heelal" in april 1966, de tot dan
toe grootste weer-, sterren- en ruimtevaartkundige expositie ooit in Europa gehouden, pronkte zijn
grote telescoop. Het was toen een van de grootste telescopen door amateurs ooit in Nederland
gebouwd.
Na de presentatie van deze grote kijker waren "Jean Delsing" en "kijkers bouwen" synoniem en ieder
lid van de Venlose 'sterrenclub' die een kijker wilde bouwen was binnen de kortste keren kind aan
huis in de villa van de familie Delsing. Velen loodste Jean via zijn 80 m2 grote hobbykelder de
vereniging binnen.
Jean bezocht trouw de voordrachten die door de vereniging werden georganiseerd. Hij miste
nauwelijks een activiteit. Na afloop van de voordracht was het een vast ritueel dat het bestuur en een
willekeurig aantal leden bij de Delsings op de koffie gingen. Vaak bleef het niet bij een kopje koffie,
maar werd het nog gezelliger met een borreltje of een cognacje.
Van de vele kijkers heeft Jean er maar weinig voor zichzelf gebouwd. Voor de leden des te meer, dat
varieerde van 110 mm Kutterpaartjes tot 250 mm Newtonspiegels. Maar er waren ook complexe
optieken bij, zoals een 130 mm drielenzige apochromaat en een 180 mm Maksutov Cassegrain. Alles
bij elkaar zijn het vele tientallen optieken geweest. Het bijzondere was dat hij dat om niet deed, alleen
om anderen te plezieren. Slechts zelden hebben de ontvangers van de optiek ook maar iets te
hoeven betalen, zelfs niet de materiaalkosten of slijpmiddelen. Op basis van een onkostenvergoeding
voor de gebruikte materialen bouwde hij ook complete kijkers. En als er dan iets berekend werd dan
waren de materiaalkosten altijd heel krap berekend.
Typisch voor Jean Delsing: 'spelen' met optiek en met
zijn sigaar. Hier met een oculair uit een afstandsmeter
uit de oorlog. Tientallen exemplaren werden uit de
"oorlogsbuit" gehaald en in de kelder gedemonteerd.
Op deze wijze vonden vele objectieven, oculairtjes,
prisma's, filters, etc. hun weg, gratis, naar amateurs.
Daarna ging de glasloze rest weer terug naar de
sloper, die blij was dat hij geen zagen meer versleet.
De bekende starparty's die de vereniging op de Grote
Heide organiseerde hadden nagenoeg zonder
uitzondering Huize Delsing als uitvalsbasis.
Evenzovaak was het ook de plek waar de
kijkerbezitters bij konden komen van de kou. Er stond
hete koffie klaar en vaak ook een warmende borrel,
die hij heel toepasselijk 'lenzenolie' noemde.
Tussen al het slijpwerk door bouwde hij ook nog
gereedschappen en instrumenten voor zichzelf, zoals
een eenvoudige slijpmachine en Foucault-testers. Een
tiental jaren later bouwde hij met zijn schoonzoon, Hay
Rutten, die ook via de kelder binnen was gekomen,
een professionele slijpmachine voor optieken tot 450
mm, alsmede professionele meetapparatuur waarmee
vormnauwkeurigheden gemeten konden worden van
beter dan 1/20 golflengte.
Een voor velen vertrouwd beeld:
Jean Delsing achter zijn
slijpmachine waarmee vele
optieken op geslepen zijn.
Hier is hij bezig met een 20 cm
Newton spiegel voor een van de
leden voor de verenigining.
In die periode bloeide de vereniging op tot een van de actiefste verenigingen in Nederland. Zij
organiseerde een groot aantal activiteiten bij leden thuis. Hiervan nam Jean er heel veel voor zijn
rekening. Vooral als het ging over kijkerbouw, maanwaarnemingen en maanfotografie. Daarnaast
verrichte Jean ook veel en belangrijk werk bij de opbouw van twee grote tentoonstellingen die de
vereniging organiseerde; in Venlo "Universum 80" ter gelegenheid van het 15-jarig bestaan (3000
bezoekers) en Panningen "Astro 81" om sterrenkunde ook buiten Venlo meer onder de aandacht te
brengen (3500 bezoekers). De vitrines, projectieruimtes, stands en wat nog meer was helemaal van
zijn hand.
In 1977 begon Jean met zijn laatste grote kijker, een 300 mm Cassegrain-achtige telescoop. Voor de
optiek lag de zaak helemaal anders. Dat moest iets bijzonders worden. Teneinde tot een goed
ontwerp te komen wist hij Hay Rutten aan te sporen tot een onderzoek naar de optica van
telescopen. Uit zijn studie bleek dat de Schmidt-Cassegrain de beste telescoop was.
De 30 cm Schmidt-Cassegrain in aanbouw. De
mechanica was klaar, de spiegels waren klaar, maar
zijn gezondheid liet het niet meer toe de Schmidtplaat
te maken.
Het werd een ware uitdaging! De mechanica was
spoedig klaar. Kort nadat de hoofdspiegel en de
vangspiegel klaar was, begon hij aan de hele
moeilijke Schmidt-corrector, een complex gevormde
stuk optiek. Helaas werd hij ernstig ziek. Hij moest
een zware operatie ondergaan. Die had tot gevolg dat
hij het kwetsbare glas niet meer kon bewerken. Ook
voor Hay had het grote consequenties. Hij werd op
termijn een wereldwijd bekende ontwerper van
telescoop-optica door zijn vele tientallen publicaties in
binnen en buitenland in tijdschriften en het boek
Telescope Optics. Heel spijtig is dat Jean het
verschijnen van het boek niet heeft mogen
meemaken.
Ondanks zijn ziekte bleef hij trouw bezoeker van de
voordrachten. De laatste voordracht die hij bezocht
was op 25 oktober 1985 die de titel droeg: "Het
gebruik van grote telescopen". Daarna werd hij
bedlegerig en was het voor hem onmogelijk de
voordrachten nog bij te wonen. Na een zwaar ziekbed
overleed hij op zaterdagmiddag 29 maart 1986.
Als we terugkijken op het leven van Jean Delsing, dan blijkt dat hij voor onze vereniging enorm veel
heeft betekend. Voor leden de vele optieken en telescopen die hij gebouwd heeft, voor de vereniging
waarvoor hij altijd (met de nadruk op 'altijd') klaar stond. Ontelbaar zijn de keren dat hij leden en niet-
leden ontving om over telescopen te praten, te keuvelen tijdens het slijpen van optiek, te helpen bij
problemen, het genereren van nieuwe ideeën, bedenken van nieuwe constructies en ga zo maar
door. Hierbij bleef hij altijd bescheiden, trad nooit op de voorgrond en was wars van lof. Ook zijn
vrouw Mia zijn we veel dank verschuldigd, want het aantal kopjes koffie dat ze gezet heeft voor
mensen die zij amper kende is niet te tellen, net zomin als de borreltjes die na de voordrachten en
waarneemavonden werden ingeschonken.
Voor al het werk dat Jean voor de vereniging en de leden gedaan heeft, besloot de ledenvergadering
bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de vereniging in 1990 de naam van de afdeling Venlo
van de Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde te wijzigen in Weer- en Sterrenkundige
Vereniging "Jean Delsing".